Koningsdag 2020

Het Huis van Oranje en het Nederlandse onderwijs: “Bij de prinsesjes” (1947)

“Bij de prinsesjes” (1947) – een kinderboekje in de vrolijke kleuren van het Huis van Oranje. Dit exemplaar is afkomstig uit een schoolbibliotheek. Waar gaat dit boekje over?

De schrijfster van “Bij de prinsesjes”, journaliste Marijke de Vetter, maakte in 1947 gebruik van een in kinderboeken en -gedichten vaak voorkomend literair procedé: ze spreekt de schoolkinderen direct toe en neemt ze aan de hand mee door het leven van de drie prinsesjes (prinses Marijke was toen nog een baby). De voorzijde van het boekje is symbolisch: Beatrix en haar zussen Irene en Margriet – gekleed in bontmanteltjes, met bloemenkransjes in het haar, wat het geheel een vorstelijke uitstraling geeft – kijken lief lachend naar een gewone moeder die haar drie kinderen voorleest uit het boekje “Bij de prinsesjes”. Burgerkinderen en prinsesjes samen op één foto. Gemonteerd, dat wel.

Het lijkt er op, vertelt De Vetter, dat de prinsesjes een mooi leventje hebben. Op hun verjaardag krijgen ze de schitterendste cadeaus: een échte pony, een poppenhuis waar je rechtop in kunt staan, een prachtig blinkende fiets. Alle mensen in het land vieren hun verjaardagen mee, overal wapperen de vlaggen. Ze worden gefotografeerd en de volgende dag staan ze in de krant.

Maar schijn bedriegt. Vader Bernhard (1911-2004) en moeder Juliana (1909-2004) vinden het helemaal niet zo leuk dat hun dochtertjes van vreemde mensen cadeaus krijgen, omdat zij bang zijn, dat hun kinderen daardoor veel te veel verwend worden. En weer spreekt de schrijfster haar lezertjes toe: “... je weet zèlf wel dat erge verwende kinderen, die alles krijgen wat ze vragen, heus niet altijd zulke aardige kinderen zijn en later dikwijls nare en lastige mensen worden.” De klassieke pedagogische boodschap voor de Nederlandse kinderen uit 1947, maar óók voor ouders die het boekje (voor-)lazen, is overduidelijk: verwende kinderen groeien uit tot volwassenen met een onaangenaam karakter.

Prinsessenleven

Het prachtige, jaloersmakende prinsessenleven werd in 1947 door De Vetter sterk gerelativeerd: op de cadeautafel geen gouden of zilveren geschenken, maar een kleurige blokkendoos, een leuke pop, kralen, een tekenboek met kleurkrijtjes “en nog meer van die heel gewone, maar daarom niet minder prettige, verrassingen”. Op het witte sprookjespaleis Soestdijk gaat het er net zo aan toe als thuis bij de andere Nederlandse schoolkinderen: geen overdaad, geen verwennerij, maar eenvoudige, eerlijke, betaalbare cadeaus.

Het bestaan van Beatrix, Irene en Margriet lijkt op dat van andere Nederlandse kinderen die niet in een paleis, maar in een gewoon huis zijn geboren: “Thuis en op school mogen zij heus niet méér dan andere kinderen en er is geen sprake van, dat ze alles maar krijgen wat ze willen.” Marijke de Vetter legt uit wat er aan de hand is met de prinsesjes, die eigenlijk eerder medelijden verdienen. Ze spreekt haar lezertjes rechtstreeks toe:

“Nee, als het er op aankomt, dan geloof ik heus, dat prinsesjes zelfs nog minder mogen dan anderen. Weet je waarom? Omdat iedereen naar de prinsesjes kijkt als ze ergens komen. Jij kunt fijn op straat spelen en ravotten zoveel als je wilt, jij mag op vrije middagen bij vriendinnetjes gaan spelen, en dàt mogen de prinsesjes niet altijd! Stel je voor dat zij die op brede straatweg daar vóór het paleis na school gingen hinkelen, of touwtjespringen, of ballen, dan zou je eens zien wat een oploop er kwam! De mensen zouden elkaar verdringen om maar iets van Trix, Ireentje en Margriet te zien en dan moest de politie er bij te pas komen. Zou jij dat nou leuk vinden? Zou jij het prettig vinden als er een grote kring van mensen om je heen kwam staan, die je maar aanstaarden en die probeerden om met je te praten en je een handje te geven iedere keer als je je neus buiten de deur stak? Ik weet zeker, dat je dat héél erg naar zoudt vinden. Nou, en nét zo naar en vervelend vinden de prinsesjes dat.”

Strandplezier

Marijke de Vetter vertelt dan het verhaal van de drie prinsesje die het zo fijn zouden vinden om eens echt in zee te zwemmen en op het strand te spelen – thuis, zo vertelt de schrijfster fijntjes tussendoor, hebben de meisjes “wel een eigen zwembad”. Op school – “De Werkplaats” van vernieuwingspedagoog Kees Boeke – hadden de dochters van prinses Juliana en prins Bernhard gehoord dat het aan het strand zo leuk is en dat veel vaders en moeders tijdens de zomervakantie met hun kroost een dagje of zelfs een paar weken naar de kust gaan.

Op een warme dag, toen ze heel lief op school waren geweest en toen Margriet – kennelijk een slechte eter – haar bordje netjes leeg had gegeten, ging het hele stel met prinses Juliana naar Katwijk. Zandtaartjes bakken, een fort bouwen en in zee zwemmen. De prinsesjes “sprongen en dansten van plezier toen ze met schepjes en emmertjes de duinen afrenden, ze zagen die heel grote, golvende zee voor zich en al die mensen en kinderen op het strand, enig gewoon!”

Voor de prinsesjes was het door De Vetter zo beeldend beschreven strandplezier echter snel voorbij. Van alle kanten kwamen mensen aangelopen: ‘Gunst, kijk eens, de prinsesjes!!” Door de vele nieuwsgierige badgasten zagen de meisjes geen zee meer en was er nog maar een heel klein stukje strand over om op te spelen. Prinses Juliana vroeg de mensen vriendelijk, maar heel dringend “of ze alsjeblieft weg wilden gaan om haar kindertjes met rust te laten”:

“Trix huilde bijna en Ireentje dorst zich niet meer te bewegen. Daar ging nu hun prettige middag naar de maan! Maar de mensen bleven héél onbeleefd toch staan en toen heeft de Prinses (Juliana) de emmertjes en schepjes en vormpjes opgeraapt en is met de kinderen vertrokken. Wat hebben de prinsesjes nu aan die middag op het strand gehad? Niets, helemaal niets! Zou jij het plezierig gevonden hebben om een prinsesje te zijn daarginds in Katwijk? Niet eens kunnen pootjebaden en taartjes bakken en fijn genieten van strand en water, juist ómdat je een prinsesje bent. Naar hè?”

Schoolkinderen en “royalty”

De boodschap die Marijke Vetter kort na de Tweede Wereldoorlog aan de Nederlandse schooljongens en -meisjes en hun ouders meegaf is duidelijk: de prinsesjes hebben dezelfde wensen als alle kinderen, maar door hun afkomst kunnen ze zich niet zo gemakkelijk vrij bewegen. Om tegemoet te komen aan de nieuwsgierigheid van de kinderen en de volwassenen vertelde Marijke de Vetter honderduit – althans, zo lijkt het – over het alledaagse leven van de drie dochters van prinses Juliana en prins Bernhard in het paleis, op school en bij de padvinderij. Het doel van het boek was de lezers uit 1947 enerzijds bekend te maken met het dagelijkse leven van de drie vorstelijke meisjes, maar anderzijds ook om het nieuwsgierige karakter dat de meeste mensen, groot en klein, hebben te beteugelen.

Enkele jaren na de Tweede Wereldoorlog kampte het Huis Oranje-Nassau kennelijk met dezelfde problemen als tegenwoordig in de eenentwintigste eeuw: nieuwsgierige, soms opdringerige mensen – om van de media maar te zwijgen – die graag een glimp opvangen van “royalty”, personen van koninklijke bloede. Via het boekje “Bij de prinsesjes” konden Nederlandse schoolkinderen kennis maken met de dochters van prinses Juliana en prins Bernhard – op deze manier probeerde de koninklijke familie in 1947 belangstellende en aanhalige mensen op een afstand te houden.

Auteur: Jacques Dane

-----------------------------------------------------------------

Bij de door het Nationaal Onderwijsmuseum georganiseerde tentoonstelling “Ook prinsesjes gaan naar school” (22 augustus 2008 – 4 januari 2009) verscheen een gelijknamig boek. Bovenstaande tekst is een lichte bewerking van het hoofdstuk “Als ik naar school ga, dan ben ik groot” (blz. 10-19). De afbeelding is afkomstig uit genoemd boek (blz. 13).

“Ook prinsesjes gaan naar school” (2008) verscheen bij Uitgeverij Omniboek, Kampen

© Nationaal Onderwijsmuseum & Uitgeverij Omniboek [alleen antiquarisch verkrijgbaar]