Thuisonderwijs afl. 3: Polderpedagoog Jan Geluk (1835 - 1911)

Het werk van de Westbrabantse pedagoog en hoofdonderwijzer Jan Geluk was tot in de Nederlandse hofkringen bekend. Nadat koningin-moeder Emma zijn Woordenboek voor opvoeding en onderwijs (1882) had gelezen, ontbood zij Jan Geluk aan het hof om hem raad te vragen over de opvoeding van prinses Wilhelmina. Het is overigens niet zo verbazingwekkend dat de koningin-moeder de dorpsschoolmeester uit Dinteloord bij zich riep: als gewetensvol opvoedster liet zij zich door hem, de deskundige, weloverwogen adviseren over de schoolopleiding van de toekomstige vorstin van Nederland.

Als leerling kreeg Jan Geluk zelf ook thuisonderwijs. Hoe kon dat, bij eenvoudige boerenzoon? En waarom genoot hij in negentiende-eeuwse pedagogische kringen zoveel bekendheid?

Een afgelegen hoeve

De hoeve waar Jan Geluk als kind opgroeide, gelegen onder het dorpje Oud-Vossemeer op het Zeeuwse eiland Tholen, lag ver van de bewoonde wereld af. Een bezoek aan Oud-Vossemeer betekende in de negentiende eeuw, tijdens de zomermaanden, een wandeling van meer dan een uur. In de andere jaargetijden waren de onverharde, modderige polderwegen praktisch onbegaanbaar. Omdat hij in de zomermaanden niet kon worden gemist op de boerderij en het ‘s winters bijna onmogelijk was om naar de dorpsschool te gaan, genoot Jan Geluk nauwelijks lager onderwijs.

Maar als het werk op het land gedaan was en de stille periode aanbrak, dan ging hij zo nu en dan te paard naar Oud-Vossemeer, waar hij les kreeg van meester Van den Andel. Deze onderwijzer had al snel door dat de jongen die hij onder z'n hoede had een natuurtalent was. Van den Andel was zo onder de indruk van zijn leerling, dat hij deze zelfs thuis in de polder opzocht om hem les te geven. In de tijd van Jan Geluk was dit heel bijzonder.

Op dertienjarige leeftijd werd Geluk op verzoek van meester Van den Andel kwekeling (hulp van de onderwijzer) op de lagere school in Oud-Vossemeer. Van den Andel, een gewone schoolmeester uit de provincie, had hart voor het vak: in zijn onderwijzerswoning herbergde hij een goed voorziene bibliotheek, waar de jonge, leergierige Jan Geluk naar hartenlust in de boeken kon snuffelen. Aan collega Jan Ligthart vertelde Geluk in 1899 dat door het grasduinen in de studieboeken van meester Van den Andel bij hem de lust was ontstaan “voor de beoefening der opvoedkunde en daarmede verwante wetenschappen”.

Onderwijzer

Van den Andel stond erop dat zijn knappe leerling schoolmeester zou worden. In 1851 legde Jan Geluk in Zierikzee het examen voor de vierde rang af. Dit examen hield in dat de kandidaat moest kunnen 'lezen, schrijven, rekenen en enige aanleg (hebben) tot het geven van onderwijs'. Kort na dit examen, dat hij glansrijk doorstond, werd hij benoemd tot onderwijzer op een schooltje te Sint-Maartensdijk. Door middel van zelfstudie klom hij op tot onderwijzer in de eerste rang. Dit was een zeldzaamheid, want de geëxamineerde moest naast wis- en natuurkunde óók kennis hebben van de drie moderne talen, Latijn en Grieks.

In september 1859 werd hij hoofd van de openbare school te Dinteloord. Geluk was een hartstochtelijk jager en wanneer zijn drukbezette leven het toeliet, zagen de dorpsbewoners hem met een jachtgeweer de polder intrekken. Op zondag bezocht hij de diensten van de Nederlandse-Hervormde kerk, waar hij kort na zijn aanstelling de taak van voorzanger en voorlezer op zich had genomen.

Deze kerkelijke taak bezorgde hem echter problemen, want volgens de Lager Onderwijswet van 1857 mocht het onderwijzend personeel van een openbare school geen kerkelijke ambten bekleden. Uiteindelijk kreeg hij, na een intensieve briefwisseling tussen de Dinteloordse gemeenteraad, Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant te ‘s-Hertogenbosch en het ministerie van Binnenlandse Zaken te 's-Gravenhage, in februari 1862 van minister J.R. Thorbecke alsnog toestemming om het ambt van voorzanger en voorlezer te bekleden.

Pedagogische publicaties

De Brabantse dorpsschoolmeester bracht een groot deel van zijn tijd al lezende en schrijvende in zijn studeerkamer door. In het negentiende-eeuwse Nederland genoot Geluk landelijke bekendheid en waardering door zijn vele pedagogische artikelen in vaktijdschriften als De Schoolbode en De gids van den onderwijzer. Hij schreef tientallen opstellen over de meest uiteenlopende onderwerpen, zoals psychologie, theologie, filosofie, geschiedenis, taalkunde en literatuur.

De kroon op zijn schrijversarbeid was het in 1882 bij de Groningse uitgever J.B. Wolters verschenen Woordenboek voor opvoeding en onderwijs. Jan Ligthart noemde het Paedagogisch Woordenboek, zoals het in onderwijzerskringen kortweg bekend stond, een helder en eenvoudig geschreven meesterwerk. Terecht vroeg Ligthart zich af hoe deze man in dat hoekje van het land aan al die kennis was gekomen.

Jan Geluk was een belangrijke representant van de negentiende-eeuwse Nederlandse pedagogiek, omdat hij in zijn artikelen buitenlandse theorieën bruikbaar maakte voor het onderwijs. Voor alle regionen van het onderwijsveld – van onderwijsinspecteurs tot kweekscholieren – verwoordde hij in zijn opstellen aanwijzingen over hoe te handelen in opvoedingssituaties. Het Paedagogisch Woordenboek, het hoogtepunt van zijn oeuvre, kan worden getypeerd als een vademecum – een leidraad en handleiding – voor pedagogische adviezen; niet alleen voor de onderwijswereld, maar ook voor ouders.

Een hart voor Dinteloord 

De beroemde dorpsschoolmeester kreeg in zijn leven diverse goede betrekkingen aangeboden op rijkskweekscholen in 's-Hertogenbosch en Middelburg. Het mag dan ook een wonder heten dat hij in Dinteloord, waar het gemeentebestuur zich nauwelijks om hem bekommerde, is blijven wonen. De school waar hij les gaf en het huis waarin hij met zijn gezin woonde waren bouwvallen. In de voorgevel van de onderwijzerswoning zat een grote scheur, waardoor regen, wind en sneeuw binnenkwamen.

Met de school was het volgens de verslagen van de inspecteur van de medische politie niet veel beter gesteld. Mr Willem Henri baron van der Borch, de schoolopziener van het XIe district van Noord-Brabant, noteerde in zijn rapporten dat het niveau van het openbaar onderwijs door het beleid van de gemeente in grote problemen kwam. De adellijke schoolopziener betreurde dit zeer, “(...) omdat de, ook in wijder kring, zoo hoog gewaardeerde kundigheden van den hoofdonderwijzer J. Geluk de openbare school van Dinteloord tot heden toe gestempeld hebben als één der uitnemendste lagere scholen van gansch Nederland”.

‘Vraagbaak geweest voor talloozen’

Op 29 april 1897 werd hem een wegens een chronisch geworden keelaandoening eervol ontslag verleend als hoofdonderwijzer van de openbare school. Pas in 1909, Geluk was toen 74 jaar, ging hij met pensioen als directeur van de normaallessen. Jan Ligthart schreef dat Jan Geluk in Dinteloord was blijven wonen wegens de waardering die hij van zijn dorpsgenoten ondervond. De woorden van een oud-leerling bij het overlijden van de dorpsschoolmeester in maart 1919 zijn hier toepasselijk: “Waar hij kon, wist hij met woord en daad te ontwarren, een weg te vinden, waar geen uitweg scheen. Hij is de vraagbaak geweest voor talloozen, zoowel buiten als in onze gemeente.”

-------

Verder lezen: Jacques Dane, ‘”Het geweten der eigen mensen” – Christendom en openbaar onderwijs volgens Jan Geluk (1835-1919)’. In: John Exalto & Gert van Klinken (2015). De protestantse onderwijzer. Geschiedenis van een dienstbaar beroep (1800-1920). Zoetermeer: Uitgeverij Meinema, blz. 46-74.