Koningsdag 2020

De Prins van Oranje bij Quatre-Bras (16 juni 1815)

Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw waren de Groningse uitgevers P. Noordhoff en J.B. Wolters leveranciers van leermiddelen aan het primair, middelbaar en beroepsonderwijs in Nederland. Reken- en taalmethodes, wandkaarten voor het aardrijkskundeonderwijs, woordenboeken, literatuurbloemlezingen, handleidingen grammatica, klassieke talen en niet de vergeten de “Schoolplaten voor de Vaderlandsche Geschiedenis”, het paradepaard van Wolters.

De veelkleurige schoolplaten die op de lagere school tijdens de geschiedenisles werden gebruikt, bepaalden voor generaties schoolkinderen hun beeld van het verleden. Grote mannen, oorlogen, godsdienststrijd en handel waren de overkoepelende thema’s. Om deze onderwerpen voor schoolkinderen zo aantrekkelijk mogelijk te maken, gaf uitgeverij Wolters bekende illustratoren de opdracht om in samenwerking met de samenstellers van de handleidingen, schoolplaten te maken. Bij de personen, de gebouwen en de objecten op de schoolplaat konden de meesters en de juffen op hun beurt spannende verhalen vertellen. Voor de onderwijzers waren de handleidingen heel belangrijk, omdat hierin de onontbeerlijke informatie voor een geslaagde geschiedenisles stond.

Deze handleidingen voldeden aan de letter van de onderwijswet van 1857: het aankweken van respect voor de overheid en liefde voor het vaderland en het Oranjehuis. Neem de schoolplaat “De Prins van Oranje aan het hoofd van de nationale militie bij Quatre-Bras, 16 juni 1815” uit 1911. Bij Quatre Bras vond twee dagen voor de Slag bij Waterloo een veldslag plaats die het einde inluidde van Napoleons heerschappij. Samen met Waterloo was deze gebeurtenis van essentiële betekenis voor tal van Europese staten. De samenstellers van de handleiding bij de schoolplaat over Quatre-Bras waren duidelijk over het belang van deze strijd voor Nederland:

“Nog telken jare wappert op den 18den Juni de Nationale Driekleur van de torenspitsen onzer hoofdkerken, en komt zij er ons aan herinneren, hoe, voor bijna honderd jaren, Nederland zijn onafhankelijkheid, zijn volksbestaan te danken had een wat in deze zomermaand van 1815 op de velden van Quatre-Bras en Waterloo is geschied.”

In de klas werd Quatre-Bras uitgebreid behandeld. Als een juf of meester vertellerstalent had – een aanleg die overigens op de onderwijzersopleidingen getraind werd bij het vak “vertellen” – dan kregen de leerlingen rode konen bij het horen van de spannende avonturen van de prins van Oranje:

“We zien den jongen Prins aan het hoofd van het 7e Bataljon, een versche troep van wel jonge, maar dappere Hollandsche soldaten optrekken om de Fransche kanonnen, die met dood en verderf dreigen, te veroveren. Wel zag hij in, dat hij, indien dat er niet spoedig versterking kwam opdagen, onmogelijk den ongelijken strijd lang zou kunnen rekken. Zwaaiend met den hoed vuurt hij zijn manschappen aan. Wel moest de Prins ten slotte wijken en op Quatre-Bras terugtrekken, doch er was tijd, veel tijd gewonnen, waardoor de Engelsche troepen gelegenheid kregen zich op het bedreigde punt tegenover het Fransche leger te plaatsen en dat terug te slaan. Aan den Prins en zijn Nationale Militie kwam de eer toe, de Franschen zoo lang te hebben tegengehouden.”

Met onverholen trots vermeldden de samenstellers van de handleiding, de schoolhoofden J.W. de Jongh en H. Wagenvoort, dat historieschilder J. Hoynck van Papendrecht (1858-1933) de figuur van Willem II, de hoofdfiguur op de schoolplaat, had getekend op basis van een miniatuurportretje dat in particulier bezit was van Hare Majesteit de Koningin: “Het werd den heer Hoynck van Papendrecht door H.M. welwillend ter nateekening afgestaan.“ Over deze nauwe banden met het Nederlandse koningshuis werd niet geheimzinnig gedaan en over de leerdoelen van deze plaat trouwens ook niet: de Nederlandse leerlingen moesten weten dat het de Prins van Oranje, de latere koning Willem II, geweest is “aan wien Nederland, naast God, de overwinning op Napoleon te danken heeft”.

De veldslag bij Quatre-Bras had de band verstrekt die volk en vorstenhuis met elkaar verbindt; hoe dat nou precies zat, vermeldden de samenstellers van de handleiding helaas niet. De Jongh en Wagenvoort spraken in 1911 de hoop uit, dat de behandeling van deze schoolplaat er toe bij zou dragen dat deze band nog hechter zou worden:

“Men late de Geschiedenis spreken, en – ‘Nederland en Oranje’ blijft de leus, niet van een enkele partij, maar van allen, die het goede zoeken voor Land en Volk.”

Deze schoolplaat symboliseerde op niet mis te verstane wijze de boodschap van de onderwijswet van 1857: het Huis van Oranje was een samenbindende factor in de sterk verdeelde Nederlandse samenleving. De eenheid van het land, zo was de gedachte, werd door de Oranjes gedragen. Of zoals de liberale hoogleraar B.D.H. Tellegen (1823-1885) het formuleerde:

“Terwijl alles afwisselt en voorbijgaat, blijft er in het Huis van Oranje een boven alles uitstekend middenpunt, dat aan de natie steeds hare eenheid herinnert en op den strijd der partijen, die levensvoorwaarde van den vrijen staat, temperend werkt.”

Auteur: Jacques Dane