Winter in een bos bij Amersfoort, januari 1945

Vanaf de tweede helft van de jaren zestig verdwenen de schoolplaten langzaam maar zeker uit de klaslokalen. Filmrollen en dia’s waarmee in korte tijd veel afwisselende afbeeldingen getoond konden worden, waren pedagogisch en didactisch aantrekkelijker dan die grote, statische platen. De komst van deze nieuwe audiovisuele leermiddelen luidde tegelijkertijd het langzame einde in van J.H. Isings’ carrière als kunstenaar in dienst van het onderwijs. Nog één keer zou hij schitteren met een indringende aquarel: “Naar het concentratiekamp, januari 1945”.

Wat was de voorgeschiedenis van deze zo donkere, sobere aquarel – een “Fremdkörper” in Isings’ enorme oeuvre – die sterk afwijkt van de andere, vaak verhalende en kleurrijke schoolplaten?

Isings en de Tweede Wereldoorlog

In de zomer van 1973 werd Isings uitvoerig geïnterviewd door letterkundige Alfred Kossmann (1922-1998), die de toen 89-jarige kunstenaar typeerde als een zwierig en streng man met een gesoigneerde sik, gekleed in een onberispelijk driedelig kostuum. Isings vertelde Kossmann over „de Moffen” en de Gestapo-buurman die hem had bespied en verraden. Samen met zijn zoon zat hij in het verzet, bood hulp aan Joden en onderduikers. Hij werd opgepakt en verhoord door de Sicherheitsdienst (S.D.) in de Amsterdamse Euterpestraat: „Zij vroegen mij naar mijn opinie over de Joden. Ik heb de eerlijke volle waarheid gezegd. Het was alsof Christus naast mij stond, of ik hem de hand kon geven. Zó gemakkelijk was dat. Zij zeiden mij dat ik mij dapper had gedragen en lieten mij gaan. Ik had naast het vertrek waarin wij ons bevonden de akeligste dingen gezien en gehoord, ik kan er niet over praten. Toen ik vrij was heb ik als een slaapwandelaar door Amsterdam gelopen, en ik wist niet of ik er echt liep of niet, of ik echt verhoord was of niet.”

De S.D. hield Isings nauwgezet in de gaten, waardoor hij moest onderduiken. Hij verloor huis en haard; zijn bibliotheek en verzameling kunstvoorwerpen, beide onmisbaar voor het maken van historische schoolplaten, werden geroofd. Tijdens deze onderduikperiode kwam hij opnieuw oog in oog met de bezetter: „Toen, in de buurt van De Bilt, op een vreselijke sneeuwdag, hoorde ik achter mij gestamp van voeten; ik draaide mij om en ik keek in de ogen van een Mof; er werden een aantal jonge mannen naar het concentratiekamp gebracht. Deze ervaring inspireerde mij in 1969 tot de aquarel ‘Naar het concentratiekamp, januari 1945’.”

Naar het concentratiekamp

Een voorstudie voor deze aquarel werd in 1948 afgedrukt in de tiende druk van “Toen… en nu!” (eerste druk 1924), een leesboek voor de geschiedenis van het vaderland voor de christelijke scholen van W.G. van de Hulst en R. Huizenga. Aan de eerste herdruk na de oorlog werd een hoofdstuk toegevoegd over de recente bezettingstijd – „de donkerste, die ooit het Koninkrijk der Nederlanden beleefde”, aldus de schoolmeester Van de Hulst. Isings’ tekening draagt de lange titel: “Jonge mannen, die door de verdrukker gegrepen zijn, worden naar een concentratiekamp gebracht.” Het ging om Kamp Amersfoort. Kossmann noemde de illustratie voor het geschiedenisboek een virtuoos tafereel: „Het is een tekening in Isings’ beste stijl, stil van lijn en vol dramatiek.”

In 1970 bracht de Groningse uitgeverij Wolters-Noordhoff de aquarel uit in de langlopende serie Schoolplaten voor de vaderlandse geschiedenis. Wat de leerlingen en onderwijzers van deze plaat vonden, is niet bekend. De vraag is of deze op het eerste gezicht sombere, eentonige schoolplaat op grote schaal in het onderwijs gebruikt is. Veel valt er niet over te vertellen. Het is immers een momentopname.

Kossmann vond het desalniettemin een aquarel om lang over na te denken. In het werkelijke leven zou je deze mannen, die héél precies geportretteerd zijn, op straat herkennen, merkte hij op: een intellectueel, een arbeider, een handelsreiziger: „Veertien mannen, elk voor zich een individu, worden door dertien uniformen waarin het individu verstopt is naar een martelkamp geleid, ze lopen met vaste tred door een winters landschap, ze hebben het koud. En dat is alles. Koel en nauwkeurig verbeeldde Isings het tafereel dat hem in januari 1945 zo fel had bewogen […].”

Isings’ aanklacht tegen oorlogsverheerlijking

Voor de handleiding bij de schoolplaat schreef Isings een emotionele en tegelijkertijd kritische tekst: „De wonden zijn nog niet genezen. Er zijn er, die niet kunnen genezen. Er is geen schaamte onder de daders. De volken zijn verminkt, de jeugd is verbasterd. Dodenherdenking, op  4 mei van ieder jaar, wordt niet door het gehele volk in zuivere ernst ervaren. Alléén de gewonden rouwen.”  In 1970, zo was het gevoel van veel jonge mensen, waren de bezettingsjaren alweer een kwart eeuw geleden. Waarom dan nog  herdenken?

Op deze vraag gaf de diepgelovige Isings – ironisch genoeg de historieschilder van vele kleurrijke, nostalgie oproepende vaderlandse oorlogen – in 1970, met de oneerbiedige “Sixties” in zijn voortuin, een duidelijk, nog altijd geldend antwoord, dat de tijd overstijgt:  „Niet de eigenlijke oorlog, het dreiging en dood blazende monster, doch de vernedering, de smaad, de ontrechting moeten in gedachten blijven leven. Als een aanklacht tegen alle oorlogsverheerlijking.”

Verder lezen: Dit artikel is een sterk ingekorte versie van: Jacques Dane (2017). ‘Razzia-tekening. Over het “historisch gevoel” van onderwijsillustrator J.H. Isings (1884-1977)’. In: Anna Cecilia Koldeweij & Jos Koldeweij (red.). “De verbeelder verbeeld[t].Boekillustratie en beeldende kunst”. Uitgeverij Vantilt: Nijmegen, blz. 196-202.