Staat van het onderwijs (4)

Op woensdag 14 april biedt de inspecteur-generaal van de Inspectie voor het Onderwijs de 'Staat van het Onderwijs 2021' aan ministers Van Engelshoven en Slob aan. Deze bijeenkomst vindt plaats in het Nationaal Onderwijsmuseum. U kunt de bijeenkomst online via livestream volgen

In aanloop tot deze bijeenkomst besteden wij in vijf korte artikelen aandacht aan de geschiedenis van de Inspectie voor het Onderwijs. Vandaag deel 4.

De onderwijsinspectie over schoolsparen en schoolmelk

Het thema schoolsparen kent een lange traditie. De Nutsspaarbank begon er in 1880 al mee. Sparen, het opzijleggen van een bedrag voor later – het spreekwoordelijke ‘appeltje voor de dorst’, bestemd voor moeilijke tijden – komt ook in de onderwijsverslagen voor.

Sparen leer je niet door er tijdens de reken- of taalles over te praten. Sparen is ook niet te toetsen. Een leerling moet het sparen juist gewaarworden, ervaren, doen. Op beeldende wijze beschreef een hoofdinspecteur dat hij op een maandagochtend in 1954 een Rotterdamse school bezocht waar de jongens en meisjes uit de twee laagste klassen om de beurt naar “juf” gaan om de “warme geldstukjes uit de vastgeknepen knuistjes” op haar tafel neer te leggen. Deze juf had het er maar druk en moeilijk mee, omdat de muntjes (centen, stuivers, dubbeltjes, misschien een enkel kwartje) ook nog voor andere doeleinden werden gebruikt: “Juf ontvangt, telt, wisselt zonodig en noteert de stortingen op de verschillende lijsten: schoolfonds, schoolreisje, oudercommissie, schoolkrant, schoolzwemmen, schoolsparen, schoolmelk, enz. En de klas werkt, rustig of onrustig, alnaar het overwicht dat de onderwijzeres op de kinderen heeft.”

Naast de aandacht die de juf nodig had om de lijstjes kloppend te houden, de “financiële aandacht”, moest ze ook haar leerlingen in de gaten houden en waar nodig corrigeren – door de Hoofdinspecteur treffend “politionele aandacht” genoemd. Met gepast mededogen noteerde hij: “Het is vaak al half elf, als ze zuchtend nog eens de op de tafel neergelegde gelden telt en aan haar gewone werk […]  probeert te beginnen.” Ze probeert het, noteerde de hoofdinspecteur, maar het lesgeven lukte niet.

Voor deze juf waren de maandagochtenden een beproeving: “Dan gaat de deur weer open en brengen twee grote jongens de melkflesjes binnen. […] Om kwart voor elf krijgen de melkdrinkers hun flesje en rietje en wordt de melk gedronken. Het is toch wel te begrijpen, dat de onderwijzeres een diepe zucht slaakt, als die morgen ook nog de dokter met zijn assistente, of de tandarts met zijn hulp, of de gemeentelijke inspecteur, of diens collega van het rijk het lokaal binnenstapt. Bovendien wordt die visite nog op de voet gevolgd door het hoofd der school, die het melkgeld komt ophalen.”

Deze juffrouw moest overigens niet klagen, maar haar lot geduldig dragen. Schoolsparen was het aanleren van een deugd; eigenlijk ook een vorm van burgerschap. En schoolmelk was gewoon gezond, aldus de melklobby uit die tijd.