Pasen 2020

Goede vrijdag

In zijn “Bijbelsche vertellingen voor onze kleintjes” (1926) gaat W.G. van de Hulst (1879-1926) uitgebreid in op deze voor het christendom zo belangrijke gebeurtenis: de dag waarop christenen Jezus’ kruisiging herdenken. Daarna komt Pasen, het feest ter herdenking van Jezus’ dood en verrijzenis. Het “goede” in Goede vrijdag is op het eerste gezicht ambivalent. Een zwaar gemartelde man die gekruisigd wordt, wat is hier goed aan? Volgens de Bijbel bleef Jezus onder deze verschrikkingen liefdevol en vergevingsgezind. Jezus vraagt God of Hij de mensen die Hem, Jezus, verdriet aandeden, vernederden, gepijnigd en gemarteld hebben níet wil straffen. Of zoals Van de Hulst het in 1926 verwoordde: “Hij bidt heel zacht: ‘Vader, vergeef het hun; zij weten niet, wat ze doen!’”

De Bijbelse tekeningen van J.H. Isings

Beeldend beschrijft Van de Hulst Jezus’ martelgang naar Golgotha, een heuvel dicht bij de stad Jeruzalem: “Hoe vreeselijk droevig is dat! Daar gaat de Heere Jezus nu heen. Hij is de Zoon van God. Hij is de koning van den hemel en van de aarde… En daar gaat Hij nu heen, als een boosdoener. Ruwe soldaten jagen hem voort. En vooraan loopen wreede knechten, die de groote spijkers en den zwaren hamer dragen... het zware kruis, dàt moet Jezus zèlf dragen op Zijn zieken schouder. Hij kàn het haast niet. Zijn knieën knikken. Hij is zoo moe en Hij heeft zoo’n pijn. En dat groote houten kruis is zoo zwaar. ‘Vooruit!” zeggen de soldaten. ‘Vooruit!’”

Van Hulsts woorden zijn zeer aanschouwelijk, maar krijgen in zijn kinderbijbel nog eens een extra dimensie door de tekeningen van onderwijsillustrator J.H. Isings (1884-1977). In het collectieve geheugen is Isings de tekenaar van de veelkleurig schoolplaten voor de vaderlandse geschiedenis, zoals “De Noormannen bij Dorestad”, “Hunnebedbouwers” en “De slag bij Nieuwpoort”. Zelf beschouwde hij de 40 schoolplaten die hij in opdracht van schoolboekenuitgeverij Wolters had gemaakt vooral als werk in opdracht.

Isings’ kunstenaarshart ging uit naar zijn Bijbelse tekeningen, die hij als de belangrijkste van zijn werk beschouwde. Voor hem was de Bijbel niet alleen een boek met mooie verhalen, profetische teksten en pastorale brieven, geschreven door mensen van vlees en bloed in het Nabije Oosten van een paar duizend jaar geleden. In Isings’ ogen was de Bijbel vooral ook “de geschiedenis van de openbaringen van God, geschreven door mensen onder de verlichting van de Heilige Geest”.

Christenen naar woord en daad

Isings groeide op in een streng gereformeerd gezin; “Christenen naar woord en daad”, zoals hij het zelf in 1973 in een interview met Alfred Kossmann omschreef. Thuis was er geen geld. Van een beroepsopleiding kon geen sprake zijn. Na de lagere school trad de 12-jarige Isings als “duvelstoejager” – manusje-van-alles – in dienst bij een Amsterdamse decoratieschilder, waar hij, naar eigen zeggen, niets leerde. Bitter vertrouwde hij Kossmann toe: “Ik ging er dood.”

Zijn redding was de avondschool. Van zeven tot half tien leerde hij daar de kneepjes van illustratorenberoep. Elke maandagmorgen liep hij de wekelijks nieuw ingerichte vitrines van de Amsterdamse kunsthandels af om te kijken naar de schilderijen en aquarellen van indertijd gerenommeerde kunstenaars als Breitner en de gebroeders Maris. Hij dronk als het ware de kunst in, maar kwam vaak beroerd thuis, omdat hij groen zag van jaloezie. Hij zei tegen zichzelf, zo verzuchtte Isings Kossmann toe: “Dat kun jij niet, dat zul jij nooit kunnen.”

Maar hij kon het wèl en werd uiteindelijk een van de bekendste twintigste-eeuwse onderwijsillustratoren van Nederland. Isings was een perfectionist, die zijn werk vaak niet los kon laten. Zijn uitgever moest er soms smeken; een jaar werken aan een schoolplaat was heel normaal voor deze illustrator.

Bijbelse archeologie

Voordat hij aan een historische tekening of een schoolplaat begon, raadpleegde hij eerst de modernste studies van historici over het tijdvak dat hij voor scholieren in beeld moest brengen; óók als het om de archeologie van de Bijbel ging. Had hij vragen, dan correspondeerde hij hierover met de specialisten. Hij dwaalde rond in musea, bezocht depots met historische objecten. De verhalen die hij veraanschouwelijkte, moesten de historische werkelijkheid representeren.

Isings was een hardwerkende, perfectionistische, nuchtere man, die vakwerk afleverde. De tekeningen in Van de Hulsts “Bijbelsche vertellingen voor onze kleintjes” zijn gemaakt volgens de eisen der pedagogische aanschouwelijkheid: begrijpelijk, overzichtelijk en esthetisch een genoegen om naar te kijken. Dat Isings’ werk in dienst stond van het onderwijs, wil nog niet zeggen dat hij geen kunstenaar was. Integendeel. In het depot van het Onderwijsmuseum wacht zijn werk geduldig op ons om weer bewonderd te worden.

Auteur: Jacques Dane

-------

Verder lezen:

Jacques Dane (2014). “J.H. Isings (1884-1977). Realisme en de Bijbel.” In: Saskia de Bodt (red.). “De verbeelders. Nedelandse boekillustraties in de twintigste eeuw.” Nijmegen: Uitgeverij Vantilt, blz. 212-214.

Jacques Dane (2007). “De Blokkerbijbel en de pronkveren van illustrator J.H. Isings.” In: “Mirjam de Baar (red.). “Er was eens een God. Bijbelse geschiedenis”. Groningen: Faculteit der Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap, blz. 37-45.