Koningsdag 2020

Het volkslied “Wilhelmus” – De eerste keer in 1568

De schoolplaten van de Groningse uitgevers Wolters en Noordhoff behoren tot de kerncollectie van het Onderwijsmuseum. Generaties schoolkinderen kregen er les mee. De uitgevers gaven dikwijls aan indertijd gerenommeerde kunstenaars de opdracht een schoolplaat te maken of een lesmethode te illustreren.

In de beginperiode van de serie “Schoolplaten voor de Vaderlandsche Geschiedenis” werden historieschilders gevraagd, zoals J. Hoynck van Papendrecht (zie aflevering 5). Een bekend lid van het Groningse kunstenaarscollectief De Ploeg, Johan Dijkstra (1896-1978), tekende voor het aardrijkskundeonderwijs. De “grote drie” onderwijsillustratoren van de twintigste-eeuwse zijn natuurlijk J.H. Isings, Cornelis Jetses en M.A. Koekkoek.

De collectie Wolters-Noordhoff bevat niet alleen de schoolplaten op karton – later op linnen tussen twee stokken – die in de klas voor het grote zwarte krijtbord hingen, maar ook het originele werk van de kunstenaars. In het depot van het Onderwijsmuseum zijn de aquarellen, olieverfschilderijen en tekeningen ondergebracht die door de lithografen (steendrukkers) van Wolters en Noordhoff gebruikt werden voor de vervaardiging van de schoolplaten en de afbeeldingen in de lesmethodes.

“De Prins trekt over de Maas, 1568”

De schoolplaat  die hier getoond wordt, is een doek uit 1910 van de Amsterdamse kunstenaar Gerard Westermann (1880-1971): “De Prins trekt over de Maas, 1568”. Westermanns thema’s waren portretten, figuren, stillevens en paarden. Vooral boeren met werkpaarden, maar ook springpaarden en rustende paarden. Voor deze schoolplaat plaatste hij Willem van Oranje (1533-1584) massief op een paard aan de oever van de Maas. Het is 1568. Wat was er aan de hand?

1568 – Het eerste jaar van de 80-jarige oorlog (1568-1648). Historici noemen deze periode tegenwoordig de Nederlandse Opstand tegen Filips II,  de Spaans-Habsburgse landheer en koning van Spanje. In de nacht van 5 op 6 oktober van dat jaar worden de bewoners van het aan de rivier de Maas gelegen Obbicht wakker van een aanzwellend lawaai. Wat ze zien, vergeten ze nooit meer. Onder leiding van Willem van Oranje trekt een leger van 9.000 ruiters en 23.000 “voetknechten” – fuseliers, landsknechten, infanteristen – naar de oevers van de Maas. Binnen één nacht wordt een brug gebouwd die de Maasoevers met elkaar verbindt, zodat het veldgeschut droog aan de overzijde komt. De stad Stokkem houdt de poorten gesloten. Prins Willem van Oranje gunt zijn voetvolk enige dagen rust. Maar de bevolking rond Stokkem moet het bezuren: de mannen van Oranje gaan plunderen en roven. De hertog van Alva (1507-1582) wordt op de hoogte gebracht.

De veldtocht van Willem van Oranje liep uit op een mislukking. Gebrek aan geld en een goede strategie deden hem de das om. Hij vluchtte naar Duitsland en ontbond in 1569 zijn leger. Alles wel beschouwd is de schoolplaat “De prins trekt over de Maas, 1568” geen verbeelding van een zegetocht. Integendeel. Waarom werd dit militair fiasco tijdens de geschiedenisles behandeld?

Liefde voor het Huis van Oranje

De samenstellers van de handleiding bij deze schoolplaat, de schoolhoofden J.W. de Jongh uit Den Haag en H. Wagenvoort uit Utrecht, gaven een uitgebreide verantwoording voor hun keuze. Ze lieten zien dat ze niet van de straat waren. Ze kenden het oordeel van de negentiende-eeuwse historicus R.C. Bakhuizen van den Brink (1810-1865), die deze veldtocht van Willem van Oranje als “een duistere bladzijde in onze geschiedenis” typeerde. Hij vond het “bijna hachelijk haar aan die duisternis te onttrekken”. Het was niet Willem van Oranje die vastberaden, dapper en matig was, maar juist de gevreesde Alva. De Prins had zich misrekend, was radeloos. Bakhuizen van den Brink beklemtoonde de “teugelloosheid” en de “moedwil” – twee minachtende karakteriseringen – van het plunderende voetvolk waar de Prins de leiding over had.

De reden waarom De Jongh en Wagenvoort er voor kozen deze gebeurtenis toch in woord en beeld in de school te brengen, had te maken met het feit dat ze wilden laten zien dat de Prins van Oranje zich “groote opofferingen getroostte” en dat de vrijheidsstrijd in het begin niet van een leien dakje ging. Door de moeilijkheden groeide de Prins. Deze tragische opmaat was wèl het begin van de latere zegetocht, aldus de hoofdonderwijzers. Dit treurige verhaal “kan bij de leerlingen stemmingen wekken, die hen ontvankelijk maken voor menige zedeles”: de prins van Oranje was een doorzetter, een man met een sterk karakter, iemand om je aan te spiegelen, een rolmodel. Geschiedenis op school was niet alleen een verhaal van het verleden, maar werd vooral ingezet om de leerlingen te moraliseren: het aankweken van eerbied voor de overheid en liefde voor het Huis van Oranje.

De eerste keer “Het Wilhelmus”

Over Westermanns plaat waren de hoofdonderwijzers lovend. Het was de kunstenaar niet te doen een portret van de Prins te geven, maar het ging hem om “het dominereende beeld van den Prins op zijn krachtige schimmel gezeten, in het blinkende harnas gestoken met de commandostaf in de linkerhand naast het zwaard, zich afteekenende tegen de donkerblauwe lucht”. Voor de onderwijzers en onderwijzeressen die aan de hand van de handleiding de plaat met hun klas gingen bespreken, werd de boodschap nog eens duidelijk verwoord:

“[…] dat beeld zegt tot de Nederlandsche schooljeugd: Ziet, zoo was de man, die ‘Lijf en goed al te samen’ heeft gegeven voor de vrijheid van ons vaderland. Dit is de edele held, die, na uit het land verdreven te zijn, achttien van zijn beste levensjaren streed tegen Spaansche dwingelandij. Dat is de grondlegger van onze vrijheid. Dat is de man, die eenmaal genoemd zou worden ‘de vader des vaderlands’! Zoo was de held in dien nacht, waarin voor het eerst in Nederlandsche lucht het Wilhelmuslied zou schetteren, het afscheidslied en troostlied, voor den Prins gedicht, toen hij uit ons land verdreven werd en dat een triomfantelijk lied zou worden en eenmaal langs alle zeeën zou klinken.”

Opvallend is dat De Jongh en Wagenvoort in 1910 in hun handleiding ook beklemtoonden, dat tijdens deze mislukte veldtocht “waarschijnlijk voor het eerst het Wilhelmus geblazen werd”. Maar dat hoefden de leerlingen niet te weten. De ingebeelde werkelijkheid – geschiedenis als bedenksel – was belangrijker:  de Prins van Oranje trok “als een tweede Julius Caesar” een stromende rivier over. Mooier konden ze het niet maken, de paladijnen Wagenvoort en De Jongh: geschiedschrijvers in dienst van de Oranjes.

Auteur: Jacques Dane

------------

Opmerkingen:

[1] De ruiter naast Prins Willem van Oranje heeft een oranjekleurig vaandel waarop de leus “Pro Lege, Rege et Grege” staat: “Voor de wet, de koning en het volk”.

[2] Uitgeverij Wolters gaf in de tweede helft van de jaren twintig van de vorige eeuw onderwijsillustrator J.H. Isings de opdracht deze plaat opnieuw te maken. Westermanns verbeelding van deze historische gebeurtenis was voor de leerlingen te eentonig; er was nauwelijks iets te zien op deze schoolplaat. Isings maakte het tafereel levendiger, kleurrijker, aanschouwelijker.  Voor het resultaat, zie: http://historywallcharts.eu/view/de-prins-trekt-over-de-maas-1568