Comenius afl. 3: De wereld nog een keer tonen

Comenius gaf twee redenen aan om de wereld nóg eens aan het kind te tonen. Wanneer, in de eerste plaats, het streven naar gelijkheid – een hoogst belangrijk pedagogisch doel – onder de mensen zin wil hebben, ‘dan moet elk kind “alles” leren, ook als het in de omgeving waar het opgroeit maar een klein deel van het maatschappelijk leven in de werkelijkheid te zien krijgt’.

In de tweede plaats bestaat de ‘totaliteit van de moderne levensvormen uit zo verwarrend veel verschillende dingen, dat dit alles van het begin af aan in de juiste ordening aan het kind gepresenteerd moet worden’. Om alles te kunnen laten zien, had Comenius een blauwdruk gemaakt voor het onderwijs, die heden ten dage in grote lijnen – met uitzondering van de religieuze aspecten – nog altijd gebruikt wordt:

1. God

11. Het interieur van het huis

2. De wereld

12. Verkeer

3. De hemel

13. Intellectueel verkeer

4. De elementen

14 De zedenleer

5. De aarde

15. De sociale verbanden

6. De platen

16. De stad

7. De dieren

17. Het spel

8. De mens

18. De politiek

9. De primaire beroepen

19. De godsdienst

10. Het huis, waarvan en hoe dat gemaakt is            

20. Het laatste oordeel

De “Orbis sensualium pictus” is volgens dit schema opgebouwd. De inleiding bestaat uit een afbeelding van een Leraar en een Jongen, die het volgende gesprek voeren:

Leraar: 'Kom, jongen, leer wijs te zijn.'
Jongen: 'Wat is dat, wijs zijn?'
Leraar: 'Alles wat nodig is goed begrijpen, goed doen en goed uitdrukken.'
Jongen: 'Wie leert me dat?' 
Leraar: 'Ik, met Gods hulp.'
Jongen: 'Hoe?'
Leraar: 'Ik leid je overal heen, ik laat je alles zien, ik benoem alles voor je.'
Jongen: 'Hier ben ik, leidt me, in naam van God.'
Leraar: 'Je moet vooral de eenvoudige geluiden leren waaruit de menselijk taal is samengesteld, geluiden die de dieren kunnen voortbrengen en die jouw tong kan nabootsen en jouw hand kan schilderen. Dan gaan we de wereld in en beschouwen we alles.’

Daarna wordt de gehele wereld en al wat daarin aanwezig is, door middel van eenvoudige tekeningen met korte tekstjes in verschillende talen gepresenteerd. Tuinbouw, veeteelt, akkerbouw, bijenteelt, de molen, het broodbakken, de visvangst, de jacht, de timmerman, de slager, de boekbinder en vele andere onderwerpen komen aan de orde. Aan het slot van de “Orbis” spreekt de leraar de jongen nog eenmaal toe: ‘Zo heb je in het kort veel dingen gezien die getoond kunnen worden en heb je de voorname woorden […] geleerd. Ga nu verder en lees vlijtig andere goede boeken op dat je onderlegd, wijs en vroom zult zijn.’

Comenius’ methode was een reactie op het humanistische ideaal van geletterdheid met zijn eenzijdige aandacht voor de (klassieke) talen en de formele grammatica. De ideeën en opvattingen van de Tsjechische pedagoog maken deel uit van de humanistische traditie, maar zijn pedagogiek was een pure zaakpedagogiek, die zich richtte op het alledaagse leven en het verwerven van kennis over de wereld. Niet voor niets wordt de “Orbis” gezien als de eerste kinderencyclopedie; maar ook als het eerste schoolboek met afbeeldingen en zelfs als de voorloper van het stripverhaal.